Energie-Blog

André Jurres

De zogenaamde pers artikelen volgen elkaar snel op en barsten van het ongeduld.  Opvallend is ook dat velen die aan het woord zijn niet actief zijn in de waterstofsector maar wel proberen om een onderbouwing te geven aan hun argumentatie.  In het online energie vakblad Energeia spraken drie “waterstof experts” van de Nederlandse hoogspanningsnetbeheerder Tennet zich uit over de potentie van groene waterstof en niet toevallig kwamen ze tot de conclusie dat “we toch maar beter alles elektrisch houden”.

De netbeheerder heeft net verkondigd dat ze 160 miljard Euro moeten investeren in het hoogspanningsnet binnen Duitsland en Nederland om zo aan alle voorzieningen te kunnen voldoen met de uitbouw van wind op zee en land, zonneparken en andere vormen van duurzame productie.  Vanuit hun natuurlijk monopolie is het logisch dat zij als alleenheerser over de materie automatisch ervan uitgaan dat hun oplossing de juiste is en zelfs de enige.

En toch zou het goed zijn mocht de overheid eerst even een zogenaamde second opinion vraagt  over de gewenste investeringen en de noodzaak ervan, door daarbij  vooral te kijken of er geen alternatieven zijn die minder kosten en tegelijkertijd  versterkend kunnen werken voor de robuustheid van onze economie.

Tennet zegt om alleen al voor Nederland minstens 60 miljard Euro te gaan uitgeven aan de verdere uitbouw van het hoogspanningsnet. Klinkt prachtig, de vraag is echter of ze in een keten gedacht hebben of alleen naar hun eigen behoeften gekeken hebben.  Ongetwijfeld zal men immers rekening hebben gehouden met de uitbouw van wind op zee, gezien een aantal gebieden al gekend zijn.  Alleen is het vandaag verre van zeker dat al deze windparken er gaan komen gezien de huidige uitdagingen in de windsector.

De politieke ambities om 300 GW in de Noordzee te plaatsen zijn jammer genoeg niet zichtbaar onderbouwd (omwille van de realiteit) en als dusdanig is men, zo ben ik bang, opnieuw zijn eigen ontgoocheling aan het voorbereiden.  Heeft iemand gesproken met de windmolen fabrikanten of ze in staat zijn om voldoende op te schalen binnen het voorziene tijdsbestek naar 2050 toe?  Zonder overheidssteun is het immers niet realistisch om aan de fabrikanten te vragen om ‘even maal zes’ op te schalen, enkel en alleen maar omdat een politiek doel moet gehaald worden.

Hetzelfde ziet men ook gebeuren met de eerste stappen in de opschaling voor groene waterstof waar men een politiek doel heeft geroepen van X GW, zonder eerst even te kijken of de markt (lees de fabrikanten) in enkele jaren hun capaciteit voldoende kunnen opschalen.  Zeker op een moment dat men werkt met relatief nieuwe technologie die op deze schaalgrote zich nog moet bewijzen.  Ook respecteert men de volgorde der zaken niet. Groene waterstof heeft bijvoorbeeld groene stroom nodig in voldoende kwantiteit en simpel gezegd: die is er vandaag niet in onze contreien.  Eerst moeten we genoeg wind op zee hebben, lees de uitbouw naar 300 GW toe, dan de uitbouw van de waterstofsnelweg en waterstofopslag, dan fabrikanten de tijd geven om op te schalenen dan komt de uitrol van grootschalige waterstof gecontroleerd (en succesvol) op gang.  Dit wilt dus zeggen dat naar mijn stellige overtuiging de uitrol van grootschalige groene waterstof productie in Noordwest Europa pas na 2030 op gang gaat komen en niet daarvoor.

Verder dienen we ook de opschalingsfase te respecteren alvorens naar grootschalig te kunnen gaan.  De productie van groene waterstof was tot voor kort beperkt tot container oplossingen van 1 tot 2 MW en dat was al groot.  De volgende stap moet nu eerst gezet worden naar een schaalgrote factor tien tot 20, dit is trouwens één van de grootste stappen in heel het groei proces. 

Het resultaat met het nieuwe Europese instrument gekend in de volksmond als waterstofbank. Dit is trouwens geen bank, maar een subsidie instrument(op zich voorspelbaar en positief).  Dat de middelen vooral naar Zuid-Europa en Scandinavië gaan is perfect logisch gezien men daar reeds voldoende groene stroom heeft tegen lage kost en zo vandaag een competitief voordeel heeft.  Een voordeel wat de landen langs de Noordzee ook gaan krijgen bij de verdere uitbouw van 300 GW wind op zee.  Dat waterstof daar nu aan een lagere kost kan worden geproduceerd is wederom logisch gezien de brandstofkost lager is.  Dit betekent echter helemaal niet dat de eindkost veel lager gaat zijn want in deze landen ontbreekt simpelweg de vraag naar grote hoeveelheden waterstof en ontbreekt ook vaak de ondersteunende infrastructuur om deze waterstof te vervoeren of lokaal te gaan gebruiken.

Net zoals zon en wind helemaal niet goedkoop is als je alle systeem kosten gaat meenemen om er een betrouwbaar energieproduct mee te gaan maken.  De juiste prijs is niet goedkoop ook al hangt onze economie als een verslaafde vandaag wel aan het infuus van ongelimiteerde hoeveelheden goedkope fossiele brandstoffen.

Hoe is het mogelijk dat scheepsdiesel, stookolie en kerosine vandaag nog steeds zwaar gesubsidieerd worden na meer dan 100 jaar?  Niemand die daar durft over beginnen en het wordt als een hete aardappel voor zich uit geschoven.  De energietransitie kan niet zonder onze economie aan te passen om energie als een schaars goed te zien of deze nu duurzaam of niet duurzaam is.  Tevens  dient onze economie volledig circulair te worden zodat producten niet alleen volledig recyclebaar moeten zijn, maar ook duurzaam, lees: lang meegaan.

Onder onze economie en bij uitbreiding de samenleving wordt zo eindelijk een nieuw fundament gelegd dat gebaseerd is op duurzaamheid:  weg van consumeren als doel en waar duurzame energie fossiele brandstoffen volledig dienen te vervangen.